Velden met groot zeegras horen in een rijke Waddenzee thuis. In een optimale situatie bestaat de wadbodem uit een veelzijdig mozaïek van zand, slib, schelpen, keien, mosselbanken, zeegrasvelden, oesterbanken en andere structuren, zodat elke (dier)soort er zijn ideale habitat kan vinden. Door grootschalige bodemberoering, overbevissing, ziektes en plagen, is een deel van de gewenste structuren tegenwoordig verdwenen of geminimaliseerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zeegrasvelden, die sinds de jaren 30 van de vorige eeuw bijna helemaal zijn verdwenen.
Op initiatief van Natuurmonumenten, de Rijksuniversiteit Groningen en het NIOZ is het project Waddenmozaïek opgezet, waarin mogelijke herstelmaatregelen van zo’n bodemmozaïek worden onderzocht. PhD-student Katrin Rehlmeyer is een van de onderzoekers die werken aan herstelmaatregelen voor groot zeegras. In de klimaatkamers van de Rijksuniversiteit Groningen groeien de uit Denemarken gehaalde planten al twee jaar voorspoedig. Deze planten worden gebruikt om nieuwe velden in zee aan te leggen. Katrin benaderde Ecomare met de vraag of er belangstelling was om te kijken of de plant ook in het Zeeaquarium kon groeien.
Jarco Havermans, marien bioloog en dierverzorger bij Ecomare, was meteen enthousiast: “Dit geeft ons de kans om mensen nog meer te vertellen over de ecologie in de Waddenzee. Het is leuk en interessant voor onze bezoekers en voor ons een mooie uitdaging om juiste omstandigheden voor de planten te realiseren.” Die omstandigheden bestaan in elk geval uit een flinke laag zanderige bodem waar de planten in kunnen wortelen, voldoende licht en de benodigde nutriënten. Jarco: ”We gaan ervan uit dat het water in onze aquaria genoeg nutriënten bevat. Het is tenslotte gewoon gefilterd zeewater. De eerste dagen voegen we voor de zekerheid wat speciaal onderwaterplantenbemesting toe.”
In het aquarium met het groot zeegras bij Ecomare leven naast de planten vooralsnog alleen steurgarnalen en alikruiken. Zij zijn erbij gedaan om een eventuele algengroei in toom te houden. Dieren als vissen, krabben of zeesterren zouden met hun uitwerpselen een nutriëntenoverschot kunnen veroorzaken. Daar zal dus voorzichtig mee geëxperimenteerd moeten worden. In elk geval krijgen de planten nu eerst de kans om aan te slaan.