Het anker werd eind juni bij toeval gevonden in de Noordzee bij Den Helder. De garnalenkotter WR80 (Bert Wagemaker) bleef eraan haken met zijn visnet. Omdat het vistuig niet meer loskwam, kreeg de kotter de volgende dag hulp van het betonningsvaartuig Frans Naerebout, dat het net met anker en al aan boord wist te krijgen.
De afgelopen twee maanden lag het anker bij Rijkswaterstaat in Den Helder op de kade. Ernst Jongejan, vrijwilliger in de maritieme archeologie, onderzocht het anker, in overleg met Rijkswaterstaat en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het blijkt te gaan om een zogenaamd stokanker: een anker met een dwarsstaande houten stok die het gemakkelijker maakt voor één van de twee 'vloeien' om zich in te graven. De houten stok is 3,6 meter lang en de metalen schacht meet 3,15 meter. Dit maakt het tot een groot exemplaar in zijn soort. Dit soort ankers werden gebruikt op grote, zeegaande zeilschepen.
Jongejan vermoedt dat het anker tussen 1850 en 1875 is gemaakt. Uit zijn onderzoek komt zelfs een mogelijke herkomst: de fregat D.W. Chapman. Dit houten zeilschip was op weg van New York naar Bremen met een lading petroleum toen het in oktober 1877 zonk op de Zuiderhaaks. De opvarenden werden gered, maar het schip sloeg volledig uit elkaar.
Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Gemeente Den Helder hebben in onderling overleg besloten het anker aan Museum Kaap Skil te schenken. Op het buitenterrein van Museum Kaap Skil liggen verschillende opgedoken scheepsonderdelen, waar het anker mooi tussen past. Het imposante object is vanaf vandaag voor iedereen te bewonderen.