In de vroege middeleeuwen bestond het Marsdiep nog niet. De hoofdvaarroute in deze tijd liep via het Vlie naar het Almere, de latere Zuiderzee. De oostzijde van het latere eiland Texel lag daarom centraal aan deze route. Het dorp Oosterend was samen met het buurschap Oost vanaf zee best de bereikbare woonplaats. De archeologen pogen met het onderzoek de vraag te beantwoorden hoe oud het middeleeuwse Oosterend eigenlijk is. Van de centrale kern van het dorp is bekend dat de tufsteen kerk uit de 11deeeuw stamt. Dit kan een opvolger zijn van een nog oudere houten kerk. Mogelijk is het dorp daarom veel ouder.
De werkhypothese is dat Oosterend niet een centraal dorp rond de kerk is, maar bestaat uit meerdere ‘buurten’ gevestigd op natuurlijke hoogten. Deze hoogten zouden vanwege gevaar op overstroming door de bewoners zijn opgehoogd tot boven het niveau van springvloed. In deze lage terpen worden resten van de middeleeuwse bewoning verwacht. De ‘buurten’ zouden later in de 16deeeuw aaneen zijn gegroeid tot het huidige dorp. Ook is de vraag wanneer Oosterend veilig achter de dijk kwam te liggen. Is dit al in de 11de eeuw het geval of toch later in de 14de eeuw wanneer Texel een eiland is geworden en op de kwelder de eerste lage zeedijken worden opgeworpen? Of onder de ophogingen uit de middeleeuwen ook resten van bewoning uit de prehistorie liggen, is een open vraag. Op veel hogere delen van het eiland zijn nederzettingen uit de Bronstijd, IJzertijd en Romeinse tijd gevonden, in Oosterend zelf nog niet.Na de archeologische opgraving en andere voorbereidende werkzaamheden zal de bouw van de woningen van start gaan.